Dirk en Dina

Nieuwstraat

Vlierstraat

Vlierstraat richting kasteel.

 In de verte veegt een jongen de vuurwerkresten van oud en nieuw bij elkaar.    eigen foto, 1 januari 2019

 

 

Arbeiders

 

 

 

 

 

 

Arbeidershuizen

Vlierstraat, dit is ongeveer de plek waar de foto rechts uit 1946 is genomen.                            eigen foto 2019

Uit geboorteakten van  hun kinderen Elisabeth (*1819) en Joseph (*1822) blijkt dat Dina en Dirk wonen aan de Vlierstraat, wijk A nr 277 en 278 in Wijk bij Duurstede. Het zou zo maar kunnen dat dit in een van de huisjes op de foto's rechts is geweest !!! 

Bij de geboorte van hun zoontje Jacob in 1826 wordt de Nieuwstraat als woonadres opgegeven. Uit de volkstellingen van 1830 en 1840 blijken Dirk en Dina de Kleijn  met hun kinderen aan de Nieuwstraat, wijk A nr 293 te wonen. 

Het was in deze tijden de gewoonte om huizen door te nummeren, onafhankelijk van de straat. In Wijk is hiermee begonnen bij de molen aan de Dijkstraat, de stad in en weer terug naar de Dijkstraat.

   

Het Utrechts Volksblad, het sociaal-democratisch dagblad, wijdt op 21 januari 1939 een artikel aan de situatie van de bewoners in de wijk van de Achterstraat.                                                                                 

De verslaggever bracht een bezoek aan Vlierstraat nummer 4. Op ongeveer 22 m2 woonden daar vader, moeder en hun zeven kinderen tussen de 3 en 17 jaar. Aan de achterkant bevond zich een keuken met rommelhok. Deze laatste werd gebruikt voor opslag van o.a. aardappelen. Er was weinig licht, veel tocht en vochtigheid.                                             

De rioleringen waren verstopt. Van oude planken was in de modder een wc getimmerd. Een deur ontbrak. De kinderen sliepen onder een niet beschoten dak, onder de dakpannen. Het dak lekte en de muren waren klam en vochtig. Beneden was een bedstee waar vader, moeder en het jongetje van 3 sliepen.

De leegstaande onbewoonbaar verklaarde woning op nummer 6 was alweer verhuurd aan een gezin met 10 kinderen !

Gemeentewoningen notabene !

"De stad der monumenten telt vele ruïnes !" was in die tijd een gevleugelde uitspraak.

 

Een arbeider had in het verleden niet de illusie dat hij het ooit beter zou krijgen. Wie voor een dubbeltje geboren was, kon nooit een kwartje worden ! Op zijn 18e zat hij op zijn maximumloon.  Dit werd niet meer hoger, wel lager door gebreken of ouderdom.              Onder arbeiders zijn drie soorten beloningen te onderscheiden : dagloon, weekloon en jaarloon.       

Een dagloner of daghuurder/daggelder is iemand die  's avonds nog niet weet of hij de volgende dag werk heeft. Hij heeft geen bestaanszekerheid. Als een dagloner niet meer kan werken, dan rest het armenbestuur of de diaconie (potmeesters genoemd in WbD)) waar hij voor zijn levensonderhoud terecht kan.

Een arbeider is weekloner als hij vast werk heeft, tenminste voor een week. Hij heeft een hogere status dan een dagloner.

De jaarloners zijn meestal de dienstboden en inwonende knechten. Zij hebben een langdurig dienstverband omdat ze vaak bij de baas inwonen. Een deel van het loon bestaat dan uit kost en inwoning.

De arbeider die in een redelijk vast dienstverband bij dezelfde boer werkte kwam het meest voor. Vaak probeerde de boer een goede arbeider aan zich te binden door hem bijvoorbeeld een huisje tegen redelijke huur te bieden. Niet toegestaan was het loon op te sparen, zodat de arbeider niet kon vertrekken zonder een deel van zijn loon kwijt te raken. Of de arbeider te dwingen producten bij de baas te kopen. Het krijgen van veel kinderen was een goede levensverzekering. In het begin kostten ze geld door het voeden van de vele monden, maar als de arbeider oud is geworden kan hij terug vallen op hun steun.

 

Het gewone volk leefde onder belabberde omstandigheden. De woninkjes waren klein, zo'n 15 tot 20 vierkante meter. Ze hadden meestal de breedte van één raam en één deur (ongeveer 3.50 m). De meeste huizen bestonden uit :

~ een kamertje waarin het gezin dagelijks leefde;

~ een zolder waarop iedereen sliep, soms met dakkapelletje. Lang niet alle huisjes hadden een bedstee in de kamer. Daar was de kamer te klein voor.

~ een schuurtje, waarin ook een 'keukentje' gebouwd was en waarin soms ook het konijn, kip of geit leefde. 

Een wc was een luxe en moest vaak gedeeld worden met meerdere gezinnen uit de buurt. De arbeidershuisjes werden meestal in rijen gebouwd, zoals aan de Vlierstraat, de Wilhelminastraat, de Achterstraat en de Nieuwstraat in Wijk bij Duurstede. De woonsituatie was slecht.

Het Koninklijk Instituut voor Ingenieurs legt als eerste een verband tussen huisvesting en gezondheid. Tegenwoordig vanzelfsprekend, maar in 1854 beslist nog niet. In de ogen van de commissie moet de arbeiderswoning grote ramen en ventilatie hebben; een kachel waarop gekookt kan worden; een keuken met bergruimte voor kookgerei; een ouderslaapkamer en een slaapkamer voor de jongens en de meisjes.            Stromend water, een eigen toilet en riolering zijn er niet. Dit is nog de tijd van mesthopen en vuilnisbelten, van drinkwater uit de gracht of de openbare waterpomp.

Door de Woningwet en Gezondheidswet van 1901 verbeterde de situatie enigszins.

 

Bronnen :

* https://www.canonsociaalwerk.eu/nl

* Utrechts Volksblad, sociaal-democratisch dagblad,  21-1-1939

* https://huizeninwijk.nl

* https://www.rhczuidoostutrecht.nl

* www.wikipedia.org

* Tijdschriften van de Historische Kring Rijn en Lek

* Oud Wijkse, facebookpagina

* www. plaatsengids/wijk-bij-duurstede.nl

* www.rijksdienstvoorhetcultureelerfgoed.nl

* www.hetutrechtsarchief.nl

 

 

 

 

Boven : Trees met vriendin To Hazendonk

Kadastrale kaart Wijk bij Duurstede,

1811-1832

Vlierstraat (tot  in de jaren 30 Strosteeg genoemd), 1935

De achterkant van een gemeentewoning aan de Vlierstraat 4..

De wc zonder deur is gebouwd op een modderig stukje grond.

               Ouders met hun 7 kinderen wonen op een oppervlakte                                  van 22 m2.

 De drie foto's zijn uit het artikel in het Utrechts Volksblad van 1939.

Vlierstraat,1946

Bewoners zitten op straat in het zonnetje. Aan het eind de bomen van het kasteelpark.

De achterkant van een aantal onbewoonbaar verklaarde woningen aan de Vlierstraat in 1946. Veel huizen in de binnenstad waren verpauperd. Pas in november 1976 werd een begin gemaakt met renovatie van de buurt. Staatssecretaris Jan Schaeffer ("In gelul kan je niet wonen") zette de eerste schop in de grond. 

1978

Maak jouw eigen website met JouwWeb