1574

Filips II

Alva,

door Titiaan (1487 - 1576 Venetië)

Willem van Oranje

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Vluchtelingen

Tijdens de Tachtigjarige Oorlog voerden de Spanjaarden vaak een beleg uit. Grote groepen soldaten omsingelden dan een stad, zodat er niemand meer in of uit kon. Ze hoopten dat de mensen zich zouden overgeven als voedsel en water opraakten. Dit probeerden ze ook uit op Leiden.

In1574 bouwden Spaanse soldaten in de buurt van Leiden verschillende schansen en forten. Daarnaast sloten de Spanjaarden de landwegen af, zodat buitenstaanders de bevolking van Leiden niet konden helpen met water of voedsel. Tenslotte bezetten ze ook de Leidse dam, zodat het vaarverkeer tussen Delft en Leiden stil kwam te liggen. 

Eind februari 1574 onderbraken de Spanjaarden het beleg weer om elders te vechten. Bijna drie maanden hadden de inwoners rond de Leidse dam de tijd om de schansen kapot te maken. Maar ze deden niets. Na hun terugkeer konden de soldaten gewoon hun oude plek weer innemen.  Ze dwongen de inwoners van Voorburg, Stompwijk en Veur in Den Haag huisvuil te verzamelen om de wallen in Leiden verder te verhogen en te versterken !                 

Door de omsingeling was normale communicatie niet mogelijk. Ene Willem Cornelisz Speelman bood daarom het stadsbestuur zijn duiven aan, zodat het stadsbestuur een briefwisseling kon blijven voeren met prins Willem van Oranje in Delft. Zonder de briefwisseling zou de stad niet geweten hebben dat redding nabij was en zou zich mogelijk hebben overgegeven. Na hun sterven zijn de duiven opgezet en heeft Willem ze aan de burgemeesterskamer afgeleverd. Helaas zijn de duiven in de loop der tijd door ouderdom vergaan. De briefjes zijn nog te zien in het Stedelijk Museum De Lakenhal. Als beloning mocht Willem zich "van Duivenbode" noemen en een eigen familiewapen voeren.

In 1574 stak Willem van Oranje de dijken van de Hollandse IJssel en de Maas door. De omgeving van Leidschendam-Voorburg verdween bijna geheel onder water. Zoveel nattigheid was te veel voor de Spanjaarden. De Watergeuzen konden de vijand aanvallen vanaf hun platte schuiten. Op 3 oktober was Leiden bevrijd. Tweehonderd vluchtende Spanjaarden werden op bloedige wijze op de Geestbrug vermoord. Binnen een jaar na het vertrek van de Spanjaarden waren de dijken weer gerepareerd. Het herstel van de gesneuvelde molens duurde langer. Pas rond 1580 konden alle akkers weer worden bewerkt. 

De stad Leiden begon meteen dat jaar met de traditie van het vieren van het Leids Ontzet. De kern van het feest was de verbroedering tussen alle Leidenaren. Dit terwijl Leiden voor en tijdens het beleg diep verdeeld was tussen voor-en tegenstanders van de Opstand.  De stad had zich in 1572 zeer tegen de zin van het stadsbestuur en de burgerij aangesloten bij de Opstand. Een aantal dissidente burgers, de zgn. glippers, ontvluchtte daarop de stad. Zij bleven trouw aan de Habsburgse landsheer, koning Filips II. Hun huizen werden al snel in beslag genomen. De meeste werden toegewezen aan Leidenaren die eerder hadden moeten vluchten omdat ze werden gezocht door de Raad van Beroerten, een rechtbank die de hertog van Alva oprichtte om de schuldigen aan de Beeldenstorm van 1566 te berechten. Hun bezittingen waren destijds door deze "bloedraad" in beslag genomen. Toen Leiden in 1572 de kant van de Prins van Oranje koos, konden de ballingen terug naar huis, maar ze hadden daarmee hun bezit niet terug. Velen van hen trokken nu in de huizen van de glippers. Het nieuwe stadsbestuur deed ook weinig om de kerken te beschermen en katholieke priesters te vrijwaren van het geuzengeweld. In 1573 besloot het de katholieke missen te verbieden; kerkelijke goederen werden in beslag genomen. Dit alles veroorzaakte weer een uittocht van Leidenaren naar het nog koningsgezinde Amsterdam en andere steden waar katholieken nog openlijk hun geloof konden belijden. Leiden werd vervolgens tweemaal belegerd door koninklijke troepen. Tijdens het tweede beleg braken er enkele keren rellen uit tegen het stadsbestuur. Tegen de tijd dat de stad werd ontzet, op 3 oktober 1574, was bijna de helft van alle Leidenaren gestorven. De meeste doden waren gevallen door besmettelijke ziekten zoals de pest. Een deel van de burgerij verbleef nog buiten de stad, woedend over de onteigeningen en de gedwongen reformatie.                                  Voor de overlevenden binnen de stad was er verlies, verdeeldheid en verbittering. Die was niet zomaar weg. Een gevluchte Leidse begijn die zich na het ontzet terug waagde , werd de kleren afgerukt en  door de stad gevoerd, uitgejouwd als een verraadster en de stad uitgezet zonder dat ze haar familie en medezusters had mogen zien.             

Na het Spaanse beleg maakte de stad een lange periode van economische voorspoed mee. Dit kwam door de opkomende lakenindustrie. Het had een aanzuigende werking op arbeiders (wevers, spinners en andere ambachtslieden). Zij gaven op hun beurt de stad nieuwe impulsen zodat een nog grotere bloei tot stand kwam, waar weer nieuwe immigranten op af kwamen. Ook het stichten van de universiteit in 1575 zorgde voor een toename van de bevolking. De stad groeide in de periode 1581-1622 van 12.000 naar   45.000 inwoners ! Hierdoor werd Leiden in de 17e eeuw drie keer uitgebreid : in 1611, 1644 en 1659.

Nieuwkomers uit alle windstreken, moesten hun draai zien te vinden in een voor hen vreemde omgeving. Ook de Leidenaren moesten natuurlijk wennen aan al die vreemdelingen.

 

Na het vertrek van de Spanjaarden, verkeerde de stad in zeer slechte staat. De industrie lag op zijn gat en het inwoneraantal was gedaald van 14.000 naar 10.000. Jan van Hout, gemeentesecretaris, ging naar Engeland om arbeiders te werven. Hij kwam terug met verschillende Franstalige vluchtelingen uit Frankrijk, die ook onder de katholieken hadden geleden. Er kwamen zoveel nieuwe mensen, dat kloosters werden afgebroken en er ruimte kwam voor een nieuwe wijk, de Marewijk. Omdat de meeste mensen Frans spraken werd in 1584 een Waalse kerk opgericht.                                                                                                   

Na 1680 kwam er een hele nieuwe vluchtelingenstroom op gang : de Hugenoten, die uit Noord-Frankrijk vluchtten. Ze vestigden zich in Delft, Amsterdam en Leiden.                              In deze stamboom heb ik via de tak van Haastrecht een aantal van hen kunnen traceren. Ze leefden in de 16e en 17e eeuw in Leiden en zijn daar vrijwel zeker overleden.

 

Een greep :

Antwerpen : Jasper Serwouters (*1575)

Artois : Louis Anselin/Anselijn (*1620); Anna Carnoij (*1592)

Arras : Anna Cassare/Caffare (*1620)

Belle : Abraham Vinobel (1575-1604)

Bondues : Walrand Bucquoij (Bekooij) (*1665)

Calais : Maria Venning (1630-1714)

Colchester (Engeland) : Lijsbeth Godschalk (*1610)

Doornik : Madeleine Peijsen (1630 - 1674); Pierre Couvee (*1642))

Landsberg (Beieren) : Philip Prop (*1580)

Lannoy, bij Lille : Bauduine Liagre (*1620)

Lille : Bartholomeus Le Clercq (* 1617)

Luik : Janneke Hendriks Ansaij (*1637)

Malmedy (Malmandije) : Giles Jans Kaffijn (*1630))

Schüttorf (Duitsland) : Geertruit Hambeecq (1650-1712)

Tourcoing : Lambert Caret (*1592)

Valenciennes : Daniel Carlier (*1630)

Verviers : Guillaume de Noble (1604 - 1667); Mattheus Gillisz Sjardijn (1635-1693)

Er zijn meer voor- en achternamen die Frans klinken, maar daarvan is vooralsnog niet met zekerheid te stellen dat deze personen inderdaad uit de Zuidelijke Nederlanden of Noord-Frankrijk komen. Na een tijd pasten velen zich aan. Sommigen vernederlandsten zelfs hun naam : Liagre werd de Jager, de Leu werd de Leeuw, Jardin werd Sjardijn (of Tuin !), Dieu werd Ju........

 

Bronnen :

* https://www.oudleiden.nl

* https://www.nemokennislink.nl/publicaties  

* https://www.entoen.nu

* https://www.erfgoedleiden.nl

*https://www.gevelstenen.net

* https://nl.wikipedia.org/wiki/Veur

* www.mijnstambomen/leiden.nl

                                                         

Boven : meisjes op de Meent

Van links naar rechts : Lina, een onbekende vriendin, schoonzusBets, Janna, Gijsje, Ali, Coba enTrees

begin jaren 40

Beleg van het opstandige Leiden tegen hun Spaanse koning Filips II tijdens de Tachtigjarige Oorlog. Kaart met de Spaanse linies rond de stad in 1574 door Franz Hogenberg

  Als de stad door vijanden is omsingeld, raakt de bevolking in de knel. Er is minder voedsel en ziektes steken gemakkelijk de kop op. Redenen voor Leiden om zich bijna over te geven. Maar dan bevrijdt het geuzenleger de stad, het ontzet komt net op tijd. Hongerig en uitgeput staan massa's mensen hun bevrijders op te wachten. De soldaten hebben eten bij zich, vooral haring en witte brood.

Geschilderd door Otto van Veen (1574-1629)

Noodmunt (20 stuiverstuk) gemaakt in januari 1574 tijdens het Beleg van Leiden.

Gemaakt van samengeperste bladen van misboeken. Aan de voorzijde een klimmende leeuw naar links, het zwaard heffend in de rechtervoorpoot en een schild waarop twee sleutels (het wapen van de stad Leiden). In de linkervoorpoot met omschrift "Pugno Pro Patria 1574" (Ik strijd voor het vaderland).

Gevelsteen hoekpand Nieuwe Beestenmarkt/Beestenmarkt

Rond 1611 werd een strook van het Galgewater tot aan de Herengracht aan de stad toegevoegd. In de volksmond werd dit  de "Nieuwe Stad" genoemd. De gevelsteen geeft de overeenkomst aan tussen de Leidse bevolking en de "Verspieders van Kanaän" (Numeri 13, vers 1-33). De Leidenaars die in het nieuwe gedeelte zouden gaan wonen, zouden zich gaan vestigen in het land van beloften.