Hugenoten

In deze stamboom staan ook Hugenoten, maar wie waren dat eigenlijk?

In 1517 trad Luther in Duitsland op tegen de ontaarding van de katholieke kerk. Voor Frankrijk, dat toen een religieuze eenheid was, had dit grote gevolgen. De Calvinisten, ook wel Hugenoten geheten, verkondigden hun geloof vanuit Zwitserland aan de bewoners van Lyonnais en vervolgens aan de Ardèche. De Franse regering zag de staat verdeeld worden in een katholiek en een groter wordend protestants deel.

In 1572 was de beroemde Bartholomeusnacht, waarbij duizenden Hugenoten in Parijs en in de provincie de dood vonden. Het protestantse geloof had vooral veel volgelingen gekregen onder de adel en de rijkere heren. Zij vonden dat de Roomse kerk teveel te zeggen kreeg en wilde die macht uiteraard liever zelf houden. 

Op dat moment stond het koningschap niet erg sterk in Frankrijk. Henri II was na een duel gestorven en had alleen  minderjarige opvolgers achtergelaten.

Er kwamen twintig jaar lang godsdienstoorlogen totdat Hendrik IV van protestant katholiek werd om Parijs te winnen. Hij waarborgde echter in het Edict van Nantes (1598) gelijke rechten voor de Hugenoten, wat de grondslag moest zijn voor verdraagzaamheid. Tevens verkregen de Hugenoten het recht om versterkte steden te bezitten.

Het was de tijd dat er overal gevochten werd voor de godsdienst. In de Nederlanden waren de Calvinisten als de dood voor de katholieke hertog van Alva, die zelfs door de katholieken in Nederland gehaat werd. De prins van Oranje zocht steun bij de katholieke prins van Anjou, de broer van de Franse koning, maar de meeste Calvinisten hoopten op hulp van protestantse vorsten uit Duitsland. 

Een eeuw later waren er echter opnieuw problemen in Frankrijk. Na de moord op Hendrik IV laaide de godsdienstoorlog weer op. Uiteindelijk bepaalde de vrede van Alès dat de Hugenoten wel hun godsdienst mochten uitoefenen, maar het recht op versterkte steden moesten laten schieten.

In die tijd was Privas, de huidige hoofdstad van de Ardèche, een protestants bolwerk. Onder de bezielende leiding van Jacques Valery/Vallier had het protestantse geloof vanaf 1534 vat op de burgers van Privas gekregen. Wat noordelijk bij Pranles waren grotten, die vooral rond 1629 als schuilwoning dienden voor de protestanten. In dat jaar had Lodewijk genoeg van deze 'Hugenotenzweer' in zijn koninkrijk en sloeg hij met een leger van 20.000 man het kamp op voor Privas. Achter de muren wachtten slechts 1600 verdedigers. Geen partij dus en na zestien dagen werd de stad ingenomen met alle denkbare gruwelen als gevolg. Behalve enkele gevels werd alles in de stad door Lodewijk platgebrand of omver gehaald.

In 1685 werd het Edict van Nantes weer herroepen. Opnieuw gingen de Hugenoten in verzet. Ze kwamen bij elkaar in de open lucht, en de autoriteiten lieten hen daarvoor boeten door de predikanten te executeren en de gelovigen dwangarbeid te laten verrichten. Er ontstond de oorlog van de Camisards (de protestanten droegen een Camiso, hetgeen hemd betekende). 

De Hugenoten begonnen pas omstreeks 1661, toen in opdracht van de koning  de voorschriften van het Edict van Nantes streng werden gecontroleerd, naar het buitenland uit te wijken. Vele kerken werden gesloten of met de grond gelijk gemaakt. Iedere zichtbare uiting van de godsdienst was streng verboden en ook de Hugenootse vertegenwoordiging in de Parlementen werd langzaam maar zeker opgeheven.

In 1685 (het Edict van Fontainebleau) verloren de Hugenoten al hun godsdienstige rechten. Degene die Frankrijk waren ontvlucht, konden binnen vier maanden terugkeren. Zo niet, dan werden hun bezittingen in beslag genomen. Op straf van levenslang slavernij op de galeien werd het verboden Frankrijk te verlaten. In 1687 konden vluchtelingen en hun helpers zelfs rekenen op de doodstraf. Toch konden deze maatregelen niet verhinderen dat opnieuw duizenden Hugenoten elders een goed heenkomen zochten. Pas in 1789, met de verklaring van de rechten van de mens, zou er in Frankrijk weer geloofsvrijheid heersen.

Zeker tweehonderdduizend Hugenoten, ongeveer een vijfde van het totale aantal protestanten, weken uit naar het buitenland. De meeste vluchtelingen kwamen uit de zuidelijke provincies, daar was het protestantisme het sterkst vertegenwoordigd. Vanuit de kustprovincies trok men naar Engeland, vanuit de Cevennes naar Genève en andere Zwitserse plaatsen (Neuchâtel, Bern, Zürich), die als opvangcentra dienst deden. Daarna ging men zich vestigen in Duitsland (Brandenburg) of de Republiek der Nederlanden. Zeker vijftig duizend vertrokken  naar de Nederlanden.

Gedurende de hele 17e eeuw bestonden er tussen de Waalse kerken in de Nederlanden en het gereformeerd protestantisme in Frankrijk hechte banden. Eén van de eerste Waalse kerken kwam in 1574 in Middelburg, Amsterdam volgde in 1578, Utrecht in 1583 Leiden in 1584. Dit gebeurde meestal door een grote groep vluchtelingen. Zo vestigden zich in Leiden in 1584  vluchtelingen uit Brugge, omdat hun stad door Parma was veroverd. In 1586 kregen Delft, Dordrecht en Haarlem ook hun eigen kerken. Rotterdam en Den Haag volgden.

Hoewel de vluchtelingen eerst uit de Zuidelijke Nederlanden kwamen, waren het in de loop van de 17e eeuw vooral Franse Hugenoten, waardoor er weer nieuwe Waalse kerken gesticht werden. In totaal werden er 32 kerken opgericht. Van de 600 predikanten die Frankrijk noodgedwongen verlieten, weken er maar liefst 363 uit naar de Nederlanden.

Behalve dat de Nederlanden bekend stonden als tolerant en dat er Franstalige Waalse kerken waren, was er nog een reden dat zoveel Hugenoten hierheen kwamen. De Nederlanden stelden de toekomstige vluchtelingen allerlei rechten en privileges in het vooruitzicht (bijv. vrijdom van belasting en geen burgerwachtverplichting) om zo bekwame ambachtslieden aan te trekken. Bovendien kwam er een flinke geldstroom de Nederlanden binnen. Al in 1683 was er meer dan een miljoen bij de Amsterdamse Bank gedeponeerd. Ook na 1700 vestigden zich nog regelmatig Hugenoten in de Lage Landen. Heel veel officieren, die Hugenoot waren, zochten rond 1685 een dienstverband buiten Frankrijk en zo kwam een groot aantal (zeker 543) in de Nederlanden terecht. Overigens waren de meeste vluchtelingen òf rijk (en hadden ze hun geld al naar het buitenland gebracht) òf arm (en zat hun kapitaal in hun arbeid).

Alle voorrechten zetten echter kwaad bloed en de Staten-Generaal liet in 1715 weten dat de vluchtelingen zich konden laten naturaliseren. Hiermee kwam meteen een einde aan hun privileges. Vanaf 1743 moesten de kinderen van de Hugenoten niet meer naar de Franse maar naar de Nederduytse school.

Waarschijnlijk hebben in deze periode veel Hugenoten hun naam vernederlandst : Le Jeune werd de Jonge en Romain Romijn. Jean Jardin werd Jan Tuin of Jan van het Hof of  Sjardijn. Graincourt werd Greinkoert en later Korenhof. Chevalier werd de Ridder, Dieu werd Ju. Le Francq werd Vrij, Drap werd van der Laaken, Bonhiver werd Goewinter en Reveille de Wekker.

Sommige namen zijn heel vreemd vertaald : Nimlet werd Vijlbrief; van den Bos heette vroeger Bordenduick of Bourdonduc, maar komt wellicht van Bois de Duc.

Zo rond 1700 woonden er ongeveer 5000 Hugenoten in Leiden. Ze kwamen o.a. uit St Amand, Amiens, Bondues, Ieper, Lille (Rijsel), Mouvaux, Valenciennes, Tourcoing, Hontschoten, Picardië en uit het gebied rond Artois.

Meer hierover in hoofdstuk 5.

 

Bronnen :

* www.mijnstambomen/leiden.nl

* www.digibron.nl

* www.erfgoedleiden.nl

Boven : de eerste Waalse kerk in Leiden in 1584. De kerk is in de 14e eeuw gebouwd als Onze-Lieve-Vrouwekerk, maar omdat deze naam na de Reformatie te katholiek klonk werd de kerk omgedoopt tot Vrouwekerk

De Sint Catharina Gasthuiskerk was vanaf 1638 de tweede Waalse kerk in Leiden

Binnenkant van de kerk, Breestraat 60

Links de preekstoel, rechts de gaanderij, 1787

Waalse kerk en meisjesschool, Breestraat in 1888

Nog steeds in gebruik !