Immigranten en trekarbeiders

Zandweg richting Nederland

Trekroutes naar  Holland

Hollandgänger

Duitse immigranten

In de winkel van Sinkel

Is alles te koop.

Daar kan men krijgen :

Mandjes met vijgen,

Doosjes pommade,

Flesje orgeade,

Hoeden en petten,

En damescorsetten,

Drop om te snoepen

En pillen om te poepen.

Duitse marskramervrouw,

ongeveer 1900

Al vanaf de 17e eeuw kwamen seizoenarbeiders, vaak arme keuterboeren uit Westfalen en het Osnabrücke -en Münsterland, naar Holland om zo hun schamele inkomsten aan te vullen. In Holland liggen de verdiensten wat hoger dan in het thuisland. Werkzaamheden waren o.a. gras maaien, hooien voor de winterse stalvoeding van het melkvee of veen  baggeren voor de turfwinning. Bepakt met gereedzak en een 'Essensack' met kleding en eten voor onderweg vertrokken de mannen in groepen vanuit hun woonplaats, waarbij gaandeweg meer groepen zich aansloten. De afstand bedroeg al snel 200 tot 300 kilometer en werd hoofdzakelijk te voet afgelegd en duurde verschillende dagen. Gemakkelijk was de reis niet. De wegen waren soms slecht begaanbaar en niet meer dan zandpaden. Door de uitgestrekte veengebieden was een rechtstreekse tocht niet mogelijk en ontstonden er natuurlijke routes. De hoofdroute liep, met aftakkingen naar het noorden en zuiden, door Lingen en het Graafschap Bentheim. In Lingen werden jaarlijks tienduizenden heen-en terugreizende trekarbeiders met het veer over de Ems gezet.                                                                                                                  In het voorjaar werd de eigen akker ingezaaid. Met Pinksteren trokken zij vervolgens naar Holland voor seizoenswerk. In de zomer verzorgden de vrouwen het land en het vee. In de herfst, net voor de oogsttijd, keerden de Hollandgängers weer terug naar huis. In de winter is het gezin bij elkaar. Het seizoenswerk was broodnodig omdat de inkomsten van het eigen land  en de winterse huisnijverheid (wolspinnen, breien, weven, klompen-en bezems maken, manden vlechten) niet genoeg opleverden om een gezin te onderhouden. De Duitse arbeiders lopen ook in groepen terug. Dat is veiliger met het oog op struikrovers. De seizoenarbeiders dragen immers hun verdiende geld bij zich !                                                                                               

Door de interesse voor Duitse koopwaar, zoals linnen,  besloten sommige Hollandgangers extra geld te verdienen door Duitse handelswaar op de rug mee te nemen en te verkopen. Pakken met levensmiddelen, gereedschap, kleding en soms een klein handeltje werden op boerenwagens meegenomen. De bagage werd op vaste dagen verzameld en in een groot konvooi naar Lingen gebracht. File ! De Nederlanders accepteerden de Duitse arbeiders vanwege hun inzet op de velden, maar als personen werd op hen neer gekeken. Ze sliepen in de schuur of de stal van de boer; ze stonken ! De Hollandgangers waren zelden avonturiers. Meestal volgden ze de wegen van vrienden en bekenden die hen al waren voorgegaan en vaak bemiddelden bij het vinden van werk. Soms boden ze zichzelf aan op een hoek van de veemarkt.         Driekwart van de arbeiders laat zijn gezin achter en heeft een familie om naar terug te keren. Toch is het niet ongebruikelijk om te trouwen met een Nederlandse vrouw. Tussen 1815 en 1850  hebben ongeveer 140.000 Duitse seizoenarbeiders zich blijvend in Nederland gevestigd.                                                                                                    Tot eind 1800 bestaat de Hollandgang. Door opkomst van de lokale industrieën vinden Duitse mannen werk in hun eigen land. De noodzaak om over de grens geld te gaan verdienen is er niet meer. Ook komen er steeds meer winkels op het Nederlandse platteland en is deze plattelandsbevolking niet meer afhankelijk van het aanbod van de 'reiziger'.                                         

 

Ook in de stamboom de Klein komen Duitse immigranten voor.                                                                                  De belangrijkste zijn mijn directe voorouders

Dirk de Klein, overgrootvader van opa Dorus in de mannelijke lijn. Hij is geboren in 1767 (of rond 1780) in Castrop/Rauxel, Westfalen. Hij trouwde in 1809 in Wijk bij Duurstede met Dina Knoop.

Franciscus Hermannus Edelbroick (later Edelbroek), overgrootvader van opa Dorus in de vrouwelijke lijn. Frans is geboren in 1775 in Dülmen of zoals in zijn overlijdensakte staat Dulmanië, Koninkrijk Pruissen. Hij trouwde in 1803 met Nel Stooker uit Werkhoven.

Maar ook Willem Althoff (later Olthof), geboren in 1782 in Neuhaus, trouwt in 1811 in Werkhoven met Cornelia van den Brink (zijn ouders, broers en zussen zijn waarschijnlijk rond 1800 naar Amerika vertrokken).

Caspar Knoop, geboren in 1710 in Gesmold, bij Osnabrück. Hij trouwt in 1737 in Bunnik met Jannetje van der Loo en overlijdt in 1775 in Wijk bij Duurstede. Hij is de grootvader van Lamberdina Knoop.

Bernhard Spee, geboren in 1643 in Sigmaringendorf in trouwt èn overlijdt in Wijk bij Duurstede.

Zowel Dirk, Caspar als Frans werkten als landarbeider en/of dagloner, Willem was kleermaker. Om meer informatie over hen te krijgen, zal ik de plaatselijke gemeentehuizen moeten bezoeken.

 

Van de vreemdelingen was in de tweede helft van de 19e eeuw 60% Duits. Zij bleven de grootste groep vreemdelingen tot de komst van de gastarbeiders in de 20e eeuw. De immigranten hebben hun sporen nagelaten in de Nederlandse samenleving. Duitse woorden als turnen en kelner werden overgenomen in de Nederlandse taal. De boterhamworst en het lichte bovengistende bier werden door Duitse immigranten geïntroduceerd. De gewoonte om tegen kersttijd een kerstboom in de huiskamer te plaatsen werd overgenomen van Duitse winkeliers. Zij plaatsten de bomen als lokkertje voor het winkelende publiek. Uiteindelijk kreeg de kerstboom tegen kersttijd een vaste plek in de Nederlandse huizen.                                         In de 19e eeuw werden diverse ondernemingen door Duitsers opgezet. In 1839 opende de Duitse immigrant Anton Sinkel zijn winkel aan de Oudegracht in Utrecht. De winkel van Sinkel was het eerste warenhuis in Nederland. Er was van alles te koop ! De meeste kranten schreven dat zijn zaak een wereldwonder was. Zoiets moois had het winkelende publiek nog nooit gezien ! De winkel was groot. Er hoorde ook een kosthuis bij waar het personeel woonde.                        Anton Sinkel wilde een extravagante winkel die allure en luxe uitstraalde. Daarom bestelde hij voor de gevel vier enorme beelden. Deze metershoge ijzeren vrouwen in Griekse gewaden waren gegoten in Engeland en werden spottend de Britse hoeren genoemd. Bij de aanvoer van de beelden per schuit ging het mis : bij het ophijsen van het laatste beeld, op 9 september 1837, brak het bovenste gedeelte van de stadskraan af en viel met beeld en al in de Oudegracht ! Dit betekende het einde van de kraan; hij was onherstelbaar beschadigd en werd afgebroken. Het beeld is later alsnog opgetakeld met een sterker apparaat. Een gedenkteken geeft de plaats aan waar de stadskraan heeft gestaan. Behalve de vrouwenbeelden zijn op de voorgevel nog vier gietijzeren symbolen te zien : die van de koophandel, voorzichtigheid, zeevaart en hoop.      De winkel van Sinkel kreeg snel navolging. Met verlichte etalages veranderden deze winkels het aanzien van de 19e eeuwse stad. Het winkelen werd een vrije-tijds-besteding : niet persé iets kopen, maar kijken en gezien worden.                                                                                                            In de tweede helft van de 19e eeuw openden aan de Oudegracht en in de buurt ook andere Duitse handelslieden grote zaken zoals Peek&Cloppenburg, Kreymborg, Hunkemöller, C&A (Clemens en August Brenninkmeyer) en V&D.

De meeste (gerenommeerde) zaken hebben inmiddels hun deuren moeten sluiten.                                                          Ook de winkel van Sinkel..................het is nu een cultureel centrum met grand café/restaurant.

Niet alle handelaren begonnen een winkel; velen verkochten hun waren aan de deur, op straat of op de markt. Deze marskramers uit met name het Munsterland (kiepkerels) stopten hun knapzakken, rugzakken en manden zo vol als ze konden dragen en trokken door het land.

 

Bronnen : 

* https://www.vijfeeuwenmigratie.nl

* https://indebuurt.nl/utrecht

* https://www.erfgoedstem.nl/utrecht

* www.hetutrechtsarchief.nl

 

 

Boven : bij de benzinepomp op de Meent

Van links naar rechts : Trees, Coba, Ali , Gijsje en een onbekend meisje

De stadskraan

Kraankinders waren volwassen werklieden die klein van stuk waren en flink wat spierkracht bezaten.

Ze liepen in een tredrad en takelden zo de ballast.

De Monicabrug is in beeld als locatie voor een replica van de historische stadskraan. De oorspronkelijke locatie is volgens het stadsbestuur niet meer geschikt. De stadskraan wordt nagebouwd op de Museumwerf in Vreeswijk.

 

De winkel van Sinkel 1890

De Kariatiden

De winkel van Sinkel, Oudegracht 158,

nu een rijksmonument

Over het verlies van de kraan is een spotvers gemaakt :

Had reeds het instrument

Van ouds genaamd de kraan

Ten dienste dezer stad

Twee eeuwen lang bestaan

Maar moest, schoon sterk genoeg

Om half Schiedam te lichten

Voor een gegoten beeld

In dezer dagen zwichten

O, kinderen van de kraan

Wat werk hebt gij begonnen

Zie nu een Britsche hoer

Heeft kraantje overwonnen

 

Decoratie binnen

Maak jouw eigen website met JouwWeb